Politiegeweld: België veroordeeld door EHRM
Turan Cakir t. België
In deze zaak werd een inwoner van Schaarbeek het slachtoffer van ernstig geweld en racistische beledigingen tijdens zijn arrestatie en vasthouding op een politiecommissariaat in Schaarbeek. De klacht die hij naar aanleiding van deze gebeurtenissen neerlegde, krijgt geen gevolg. Integendeel, de Belgische autoriteiten laten de zaak verjaren.
De zaak werd voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gebracht, dat België op 10 maart 2009 veroordeelde voor :
- de mishandeling van de verzoeker door de politie,
- het ontbreken van een effectief onderzoek naar het geweld waarover verzoeker klaagt,
- en het verzuim van de Belgische autoriteiten om alle nodige maatregelen te nemen om te onderzoeken of de politieagenten racistisch hadden gehandeld.
Boutaffala t. België
In deze recentere zaak, werd de heer Khaled Boutaffala in 2009 het slachtoffer van politiegeweld en racistische beledigingen tijdens een politie-interventie. Hij diende hiervoor een klacht in, maar na verschillende procedurele stappen wordt een beslissing tot buitenvervolgingstelling genomen. Na deze beslissing werd de zaak voor het eerst aanhangig gemaakt bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Tijdens deze procedure erkende de Belgische Staat dat de arrestatie van Meneer Boutaffala strijdig was met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (verbod op onmenselijke of vernederende behandelingen) en stemde ermee in het slachtoffer schadeloos te stellen.
Gelijktijdig met deze klacht, dienden de betrokken politie-agenten een klacht in tegen Meneer Boutaffala wegens weerspannigheid. Deze tweede klacht werd wél behandeld en leidde tot de veroordeling van Meneer Boutaffala voor weerspannigheid door het Brusselse Hof van Beroep.
Na deze veroordeling werd de zaak een tweede keer voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gebracht. In juni 2022 deed het Hof een belangrijke uitspraak. Het oordeelde namelijk dat Meneer Boutaffala geen eerlijk proces had gekregen voor het Brusselse Hof van Beroep. Het Hof in Straatsburg veroordeelt het feit dat het Hof van Beroep in Brussel het meeste gewicht heeft toegekend aan de verklaringen van de politieagenten die zijn arrestatie hadden uitgevoerd en aan de getuigenissen van de andere politieagenten die aanwezig waren op de plaats van zijn arrestatie, hoewel de heer Boutaffala had geklaagd dat sommige van deze agenten gewelddadig waren geweest tijdens zijn arrestatie en dat de Belgische Staat in de eerste procedure voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens had erkend dat zijn arrestatie in strijd met artikel 3 van het Verdrag had plaatsgevonden.
Het Hof in Straatsburg veroordeelt het feit dat de verklaringen van de politieagenten die de arrestatie van Meneer Boutaffala hebben uitgevoerd doorslaggevend gewicht kregen. Ook de getuigenissen van de andere aanwezige agenten weegden te zwaar in het oordeel van het Hof van Beroep van Brussel. Dit gebeurde ondanks de klacht van Meneer Boutaffala dat sommige van deze agenten gewelddadig waren tijdens zijn arrestatie. Bovendien had de Belgische Staat in een eerdere zaak bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens toegegeven dat de arrestatie in strijd was met artikel 3 van het Verdrag.
Deze uitspraak benadrukt ook een terugkerende praktijk, waarbij de politie klacht indient wegens verzet bij een arrestatie als vergelding voor een klacht van de betrokkene voor het politiegeweld dat hij tijdens deze arrestatie heeft ondergaan.